Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Luxemburg dd. 22.05.2019 – De activiteit van eiseres bestaat in het gebruik van landbouwmateriaal, samen met haar leden die een feitelijke vereniging vormen. De administratie wil de prestaties belasten tegen het tarief van 21 %. De vraag die hier wordt gesteld, is die in verband met de kwalificatie van de prestaties die worden uitgevoerd door de cvba C.: landbouwdiensten waarop het verlaagde tarief van 6% van toepassing zou zijn, dan wel dienstenprestaties waarop het gewone tarief van 21% van toepassing zou zijn, daar het bestaan van personeelskosten uitsluitend een feitelijk element is waaruit eventueel de realisatie van landbouwdiensten door belastingplichtige kan worden afgeleid. Uit de verzamelde informatie en de gegevens die werden vastgesteld in het proces-verbaal blijkt dat de reële aard van de gefactureerde prestaties niets meer is dan de terbeschikkingstelling van landbouwmateriaal aan de leden van de cvba C. Het onderzoek van de rekeningen van de jaren 2007 en 2008 geeft inderdaad aan dat eiseres op geen enkele manier enige kosten voor werknemers betaalt (met uitzondering van het luttele bedrag van 100,00 euro) voor de besturing van haar materiaal. Het feit dat de coöperanten en zaakvoerders van eiseres landbouwactiviteiten uitvoeren, impliceert niet dat de coöperatieve die het materiaal tot hun beschikking stelt, ze zelf uitvoert. Het ontbreken van het leveren van landbouwdiensten door eiseres zelf blijkt duidelijk uit de verklaringen van de heer C., gemeld in het proces-verbaal, volgens welke het doel van de bvba C. bestaat in het aanbieden aan de feitelijke vereniging van de mechanische middelen die ze nodig heeft, uit het bijzonder duidelijke maatschappelijke doel van de cvba C., waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de aankooplocatie en het gebruik voor haar leden en tot slot uit de activiteit van de feitelijke vereniging van de heren C. De administratie kon uit de vaststellingen in het proces-verbaal dan ook wettelijk het besluit trekken dat eiseres geen prestaties leverde inzake verbouwing, oogst en veeteelt. Het verzoek is niet gegrond.

Published On: 2 augustus 2019 / Categories: BTW, Rechtbank van eerste aanleg /